Weven
sporen
Het motief ‘sporen’ is een dubbelweefsel. De contouren van het dessin zijn geweven met een blauwe of een witte inslag draad. De draad wordt alleen op de plek van het dessin én aan de zelfkant vast geweven; verder liggen de inslagdraden los over het weefsel. Die losse draden worden vervolgens weggesneden of geschoren.
Het blauw-witte staal vind ik mooi omdat de afgesneden draden, door de transparantie van het doek, diepte aan het dessin geven. Als een soort schaduw.
Bij het witte staal is niet slechts de contour van de vorm, maar de gehele vorm geweven. Hierdoor ontstaat er een subtiel verschil tussen een met twéé draden én een met enkele draad geweven vorm.
Voor weven heb je een ketting en een inslag nodig. De ketting wordt ‘geschoren’ in één of meerdere kleuren.
Iedere kettingdraad loopt afzonderlijk eerst door een heveltje, dan door een oogje in een schacht, vervolgens door een riet. Die schachten kunnen omhoog of omlaag waardoor er ruimte is om de inslag te kunnen maken. De schachten die de draden van de ketting omhoog of omlaag laten gaan bepalen uiteindelijk het patroon.
Bij jacquard-weven kan iedere draad afzonderlijk worden aangestuurd (omhoog of omlaag) middels een computerprogramma, vroeger bepaalde een ponskaart het patroon.
Bij een dubbelweefsel wordt een gedeelte van het aantal kettingdraden gebruikt om een bovendoek, het andere deel om het onderdoek te weven. Het zijn weefsels die boven elkaar liggen en af en toe met elkaar worden verbonden.